samenwonen en trouwen

In het verlengde van de vorige brochure volgt er nu één over “samenwonen en trouwen”.

Alle rechten voorbehouden aan : N.M.Wagemans, aug.2018

Inleiding

Binnen de protestantse, evangelische en pinkstergemeentes zijn er over het algemeen duidelijke opvattingen rondom huwelijk en samenwonen.
De gemeente* gaat er van uit dat de volgende standaard de juiste is: één man en één vrouw; die verliefd op elkaar zijn; tijd nemen om elkaar te leren kennen; biddend bezig zijn met de relatie; besluiten te trouwen en zich voorbereiden op het huwelijk; het huwelijk wordt gesloten bij de burgerlijke stand en daarna in de kerk; de kerk zeggend het huwelijk; en de huwelijkspartners hebben voor het 1ste gemeenschap op de huwelijksnacht.
Samenwonen is doorgaans ongewenst. Relatievormen zonder huwelijkssluiting worden bijvoorbeeld beoordeeld als: “overspel, zonde, of hoererij”.
Onderling kunnen gemeente verschillen in de opvatting of de kerkelijke zegen het tot een huwelijk maakt, de burgerlijke stand, of de seksuele verbintenis. Dit leidt op verschillende manieren tot discussie, waardoor ‘uitsluiting’ helaas het gevolg kan zijn van deze stellen. Niet alle gemeenten weten goed om te gaan met relaties die niet aan ‘de norm’ voldoen.
Dit is schadelijk voor de mensen die het betreft en een verlies voor de gemeenten.
Laat me een praktijkvoorbeeld schetsen.

Mick woont al 8 jaar samen met July, samen hebben ze twee kinderen en de 3de is op komst. Vanaf het begin van hun relatie weten ze zeker dat ze bij elkaar horen. Profetieën hebben het bevestigt en in de Geest weten ze, dat ze weten, dat God hen bij elkaar heeft gebracht. Samen zijn ze financiële verbindingen met elkaar aangegaan, huren samen, voeden samen de kinderen op en hebben een gezamenlijk huishouden. Zij zien hun relatie als een volwaardig, geldende, door God erkende relatie.
Mick is een zeer begaafd aanbiddingsleider, maar die taak mag hij in de gemeente niet uitvoeren. Het gezin wordt als bezoekers van de gemeente ‘geaccepteerd’. Met christelijke naaste liefde en geduld wordt er gewacht tot het gezin zich van zijn ‘zonde’ gaat bekeren, want ongehuwd samenwonen is Bijbels gezien niet te verantwoorden.
Mick en zijn vrouw zijn van mening dat God bepaald of hun relatie een huwelijk is, niet de kerk en niet de staat. De gemeente is van mening dat er sprake is van een seksuele relatie zonder officiële huwelijkssluiting, zonder Goddelijke zegen en daardoor zondig.
Uit angst voor discussie/ruzie wordt verder gesprek vermeden. Het oordeel blijft over het gezin en de kinderen hangen. Ze horen er nooit echt bij en hun gaven en talenten blijven, wat de gemeente betreft, op de plank liggen.
Na verloop van tijd bekoelen de relaties met hun geloofsgenoten en gaan Mick en July niet meer naar de gemeente. Ze doen hun best om hun kinderen met God op te voeden, maar onderhuids speelt er in het gezin een vertrouwensbreuk door oordeel en uitsluiting.

Niemand wordt gelukkig van een dergelijk verloop , maar dit praktijkvoorbeeld is niet uitzonderlijk. Ik denk dat iedereen om zich heen wel een voorbeeld kent van een stel wat niet beantwoord aan de gewenste standaard.
Maar hebben ze nu werkelijk ongelijk? Is dit een staaltje “creatieve” Bijbelinterpretatie of hebben deze stellen wel degelijk een punt?
Wat pleit er voor en wat tegen; samenwonen of trouwen?

*Ik kies ervoor om het woord ‘gemeente’ te gebruiken, maar je kunt ook het woord ‘kerk’ lezen

Het staat niet in de Bijbel.

Veel stelletjes beargumenteren dat het huwelijk zoals dit volgens de traditie wordt voorgesteld, niet in de Bijbel terug te vinden is. Durf jij het aan om die stelling te onderzoeken?

Het 1ste huwelijk wordt door God gesloten in Gen.2:21-25
Toen deed de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben, en sloot dezelfde plaats toe met vlees. En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is.  V24 Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn. En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet”.
Dit is de bakermat van het huwelijk, God geeft Adam een vrouw, zij worden één.
Deze eerste huwelijkssluiting is erg kaal, veel van wat wij in verband brengen met een huwelijkssluiting ontbreekt, bijvoorbeeld: het “ja” woord; een huwelijksceremonie, de zegen, papierwerk, een ambtenaar van de burgerlijke stand, getuigen, seks, feest, trouwjurk, ringen, bruiloftsgasten, receptie enz.…..is niet aanwezig.
God voegt niets toe: Hij geeft Adam een vrouw, ze zullen elkaar aanhangen en tot één vlees zijn.
Dat wil niet zeggen dat alle zaken die wij er aan toegevoegd hebben om er iets moois van te maken verkeerd zouden zijn. Het laat zien dat een heleboel stappen die wij noodzakelijk achten voor het huwelijk, “in den beginnen” niet door God zijn ingesteld.
Nu kan je denken dat Adam en Eva in een uitzonderlijke bevoorrechte positie waren om zo aan elkaar gegeven te worden, maar laten we kort naar de huwelijken van de stamvaders in Genesis. Uit deze echtparen deed God Zijn volk uit tevoorschijn deed komen, Hij koos hen uit en zegende hen.
-Dit hoofdstuk uit de Bijbel ligt qua tijdspan het dichtste bij ‘het begin’, heeft daardoor de minste culturele kleuring.
-Tevens is het boek geschreven voor de wetgeving op Sinaï. Daarmee komt de situatie van Genesis overeen met die van ons, want door Jezus Christus zijn we vrijgekocht van de wet en leven we uit genade, als Abraham. Dit vormt de relevantie om Genesis te onderzoeken.

Over het de totstandkoming van de relatie van Abram met Sara wordt ons niets verteld, maar over die van Isaak met Rebekka des te meer.
Hier in het kort hun verhaal: Gen.24
Abraham nu was oud en hoogbejaard, en Abraham zei tegen zijn knecht, die alles bestuurde: “Leg toch uw hand onder mijn heup en zweer bij de HERE, de God van de hemels en de aarde, dat je voor mijn zoon geen vrouw zal nemen uit de dochters van de Kanaänieten, in wier midden ik woon. Je zal naar mijn land en naar mijn maagschap gaan om een vrouw te nemen voor mijn zoon Isaak. Wacht u ervoor mijn zoon daarheen terug te brengen. De HERE, de God des hemels, die mij genomen heeft uit mijn vaders huis en uit het land van mijn maagschap, die tot mij gesproken heeft en mij heeft gezworen: aan uw nageslacht zal Ik dit land geven – Hij zal zijn engel voor uw aangezicht zenden, en je zal vandaar voor mijn zoon een vrouw nemen”.
De knecht gaat op pad, wanneer hij bij een bron komt bidt hij om God leiding. Dan Komt Rebekka en zij handelt precies zoals de knecht in zijn gebed aan God heeft gevraagd. Nadat het meisje hem verteld uit welke familie ze afkomstig is, buigt de knecht zijn knieën voor de HERE en zegt: “Geprezen zij de HERE, de God van mijn heer Abraham, de HERE heeft mij geleid op de weg naar het huis der broeders van mijn heer”. Hij geeft Rebekka een ring voor haar neus en dure armbanden. Het meisje snelde heen en verhaalde het gebeurde aan haar moeders huis.
De knecht uitgenodigd door Rebekka’s vader en broer om van hun gastvrijheid te genieten. De knecht verteld hun van zijn missie en de Goddelijke leiding die hij heeft ervaren. Toen antwoordde Laban, alsook Betuël en zij zeiden: Dit is een bestiering van de HERE; wij kunnen niets tot u zeggen, ten kwade of ten goede. Zie, daar is Rebekka, neem haar en ga heen, opdat zij de vrouw worde van de zoon van uw heer, zoals de HERE gesproken heeft. Ze zegenen Rebekka in Gen.24:60: “En zij zegenden Rebekka en zeiden tot haar: Onze zuster, moogt gij tot duizenden van tienduizenden worden, en uw nageslacht bezitte de poort van zijn haters”.
De knecht geeft nog meer kostbare geschenken aan haar familie en de volgende dag vertrekken ze naar het land wat God aan Abraham en zijn nageslacht heeft beloofd.
Isaak kwam uit de richting van de put Lachai-Roï; hij woonde namelijk in het Zuiderland. Isaak ging tegen het vallen van de avond uit om te peinzen in het veld. Hij sloeg zijn ogen op, en zag daar kamelen aankomen. Toen Rebekka haar ogen opsloeg en Isaak zag, liet zij zich van de kameel glijden en zij zei tot de knecht: Wie is die man daar, die ons tegemoet komt in het veld? En de knecht zei: Dat is mijn heer. Daarop nam zij de sluier en bedekte zich. De knecht vertelde Isaak alles wat hij gedaan had. Toen bracht Isaak haar in de tent van zijn moeder Sara, en hij nam Rebekka, en zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief. Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder.

Wat staat er wel en wat staat er niet?
Het verhaal van Isaak en Rebekka verteld van een aantal handelswijzen waar wij ogenschijnlijk  overheen lezen.
Vanuit onze cultuur trekken we zelden de conclusie dat het een goed idee is om iemand anders op pad te sturen om een partner voor ons kind te zoeken, verschillende andere culturen doen dat wel. Hoe vreemd het ons ook mag voorkomen, handelen zij dicht bij het Bijbelverhaal zoals ons hier wordt verteld.
In onze westerse cultuur zullen we op basis van dit verhaal niet gaan sparen voor een rijke bruidsschat, goud, zilver en dure kleding. We geven de bruid geen neusring, armbanden en cadeautjes aan haar familie.
We denken niet dat de toekomstige partner van ons kind bijvoorbeeld alleen uit Zuid-Holland mag komen, omdat zijn ouders daar zijn opgegroeid. Maar dit alles staat wel in onze Bijbel in het verhaal van Abraham, hoe hij handelt ten aanzien van Isaak.
Maar let op, God zegt nergens dat de aangehaalde voorbeelden voorwaardelijk zijn bij het sluiten van een huwelijk. We zijn niet gebonden aan een huwelijksmakelaar, een bruidsschat en een gebied van herkomst. Anderzijds de gebruiken die wij soms voorwaardelijk achten bij een huwelijkssluiting, zoals een ondertekend certificaat, de ringen, de kerk, de zegen, enz. staan niet eens beschreven.
Er staat: ‘Isaak bracht Rebekka in de tent van zijn moeder Sara, en hij nam haar, zij werd hem tot vrouw, en hij kreeg haar lief’.
De handelingen die als voorbeeld zijn aangehaald (huwelijksmakelaar, sieraden, enz.) zijn nauwkeurig beschreven, maar om in deze laatste zin een huwelijksceremonie te plaatsen, dat vraagt om enige inlegkunde.
Toch is in de Bijbel de vorm van Abraham ten aanzien van Isaak en Rebekka  geen gezaghebbende model voor alle volgende generaties. Sterker nog, wanneer de zonen van Isaak toe zijn aan een huwelijk gaat Isaak niet op pad om bruiden te zoeken. Hij wijkt direct af van het voorbeeld wat hij mee gekregen heeft en handelt niet als Abraham.
Ezau zoekt zelf vrouwen en Jakob kiest zelf één vrouw maar krijgt er twee.
Wanneer de vorm van Isaak en Rebekka een verplichting zou zijn geworden, was het huwelijk van Jakob die een dealtje sluit met Laban, nooit tot stand gekomen. Er werd door Isaak geen knecht met een bruidsschat voor Jakob uitgezonden. Hij kwam bij Laban als een vluchteling en werkte voor elke vrouw zeven jaar. In latere tijden zien we zeven jaar werken voor een vrouw niet als gewoonte terug komen in de Bijbel.
Na zeven jaar werken vraagt Jakob om zijn bruid. Gen.28:22 “Laban vergaderde al de mannen van die plaats, en richtte een maaltijd aan. In de avond echter nam hij zijn dochter Lea en bracht haar tot hem, en hij (Jakob)kwam tot haar. Ook gaf Laban haar zijn slavin Zilpa, tot een slavin voor zijn dochter Lea. Maar des morgens, zie, het was Lea”.
De vrouwen hadden hier part nog deel aan de huwelijkssluiting en er laat zich ook geen formele huwelijkssluiting lezen. Het hele huwelijk bestaat hier uit een feestmaal met een groep mannen en de vrouw die het betreft, wacht in de tent tot de man die haar getrouwd is naar haar toe komt. Zonder elektrische verlichting en mogelijk met een stuk in zijn kraag, in een donkere tent van vellen, heeft Jakob nooit kunnen zien met wie hij het huwelijksbed deelde! En hoe lastig het voor ons ook is om te begrijpen, doet God Zijn volk ontstaan uit een huwelijk met twee vrouwen.
Over de huwelijken van de zonen van Jakob staat wederom niet gedetailleerd beschreven hoe ze tot stand zijn gekomen, maar er is grote variatie in hun partnerkeuze/ partner toewijzing van God. Zo krijgt Jozef van de Farao Asnath, de dochter van een afgodspriester. Zij baart hem 2 zonen Manasse en Efraïm, die door Jakob als de zijne worden aangenomen (Gen.48). Hij zegent ze met de zegen van Abraham en worden medestamvaders van Israël. Wij kunnen ons niet voorstellen dat God de dochter van een afgodspriester voor Zijn zoon kiest, maar die vrijheid heeft God wel om dat te mogen doen. Doordat God Zijn zegen eraan geeft kunnen we het niet zomaar weg redeneren als een menselijk foutje.
God handelt met grote vrijheid wat betreft het sluiten van relaties in Genesis en er is geen formele huwelijkssluiting terug te lezen.
Conclusie: We mogen Gods keuze vrijheid niet gebruiken om zelf te doen wat wij maar wensen. Anderzijds ben ik van mening dat we onze vrijheid in de Geest, om door God geleidde relaties aan te gaan, hebben prijs gegeven ten koste van de eis tot formalisering.

Als ‘van den beginne’ er geen formele huwelijkssluiting was, waar kan dan de verandering van samenwoning naar een officiële huwelijkssluitingen zijn begonnen? En waar hoe zijn huwelijksceremonies ontstaan?

Het ontstaan van ceremonieel

Egypte is misschien wel één van de eerste culturen waarvan er een formele huwelijkssluiting bekend is. Er zijn documenten gevonden uit Egypte die beschrijven, wat er onder een huwelijk kan worden verstaan, hoe het geregeld is met erfgenamen en bezit van land/bouwgrond; en religieuze rituelen rondom huwelijkssluiting. Het is dus aannemelijk dat de ideeën van het joodse volk t.a.v. huwelijk werden beïnvloed in de periode dat ze in Egypte verbleven.
Indien ze stelling hebben genomen tegen afgodensymbolen, zullen er mogelijk ook symbolen zijn gezocht om God te eren en hun eigen ceremonie hebben ontwikkeld.
Daarnaast is in die 430 jaar Egypte een bloeiende inwoning, geworden tot slavernij. Formalisering van relaties kon mogelijk ingevoerd zijn om verkoop van vrouwen en dochters door slaveneigenaren te voorkomen.
Na Egypte werd het Israëlische volk beïnvloed door de ballingschap in Babylonië. De Babylonische samenleving in grote lijnen verdeeld in 3 klassen: vrije burgers, horigen en slaven, waartoe de Israëlieten behoorden(!). Het Babylonische rechtssysteem is het oudste ter wereld en zeer uitgebreid. Zij kenden verschillende wetboeken, waarbij het recht op vergelding en het verbintenisrecht van groot belang waren. Het huwelijk had de vorm van koop met een contract om samen man en vrouw te zijn. De huwelijksceremonie bestond onder andere uit het samenvoegen van de handen en het uiten van enkele formules van de zijde van de bruidegom, zoals “ik ben de zoon van edellieden, zilver en goud zullen uw schoot vullen, gij zult mijn vrouw zijn, zal ik uw echtgenoot zijn. Zoals het fruit van een tuin zal ik u nakomelingen geven.”. Het huwelijkscontract beschreef de rechtspositie van de vrouw die werd gehuwd en de wijze waarom bezittingen en de huwelijksschat waren verdeelt.
In het oude Griekenland richtte de vader van de bruid een feestmaal aan. De bruid zat gehuld in sluiers apart bij de vrouwen en werd onder zang en dans naar het huis van haar bruidegom geleid.
Bij de Romeinen kon het huwelijk gepaard gaan met een rechtsgeldig document die de bruidegom ‘manus’, of wel ‘macht over de vrouw’ gaf. Zij kende een aantal huwelijksgewoontes die in onze tijd nog steeds gebruikelijk zijn zoals verlovingsringen en de bruid over de drempel dragen.
Een kort onderzoek laat zien dat een behoorlijk aantal van onze huwelijksgebruiken zijn wortels hebben in de Babylonisch, Griekse en Romeinse beschaving. Ze zijn niet zo Bijbels gefundeerd zijn als dat wij menen en de dwang om het zo te moeten doen, mag terecht ter discussie worden gesteld.
Het is goed om kritisch te kijken naar de vorm wanneer men ervoor kiest om een relatie te formaliseren, maar ook om van het voorrecht te genieten om in Gods vrijheid te handelen.

Wat zegt ‘de wet’ over huwelijk en samenwonen?

Er zijn gemeenten die het wettelijke huwelijk + het kerkelijke huwelijk samen, doorslaggevend vinden om een relatie als legaal te bestempelen. Daarbij wordt het kerkelijk huwelijk vaak nog als belangrijker gezien als het burgerlijk huwelijk, hoewel het 1 niet zonder het ander kan.
Door de eeuwen heen hebben kerken nogal wat discussie gevoerd over “wat een huwelijk tot een huwelijk maakt”. Waar moet het aan voldoen en hoe kijken we aan tegen relaties die daar niet aan voldoen?
In de 2de tot 4de eeuw waren verschillende kerkvaders ervan overtuigt dat het seksualiteit een product was van de zondeval en stond onthouding hoog in het vaandel. Huwelijken werden daardoor niet aangemoedigd. Tertullianus beschreef dat het huwelijk gesloten moest worden ten overstaande van een priester, die voor het echtpaar bidt en God bekrachtigt het huwelijk. Ignatius vond goedkeuring van de bisschop noodzakelijk. Siricius pleite voor de omsluiering van de bruid, wat was overgenomen uit de romeinse cultuur en Ambrosius vond dat het gepaard moest gaan met de zegen, ‘benedictio’.
Er was voor de 11e eeuw geen eenduidig antwoord op de vraag wat het huwelijk nu precies inhield en hoe die voltrokken moest worden. Trouwen was vooral een aangelegenheid tussen de ouders van het echtpaar en was vaak een politieke of economische overeenkomst. Pas in de 11e en 12e eeuw werden er duidelijkere regels opgesteld omtrent het huwelijk.
In 1563 besloot de kerk dat huwelijken alleen voltrokken konden worden in het bijzijn van een priester en andere getuigen (https://isgeschiedenis.nl). Vanaf dat moment was er sprake van een kerkelijk huwelijk.
Het burgerhuwelijk werd in 18-11-1811 ingevoerd door Napoleon. Hoewel er al op verschillende plekken in Nederland een register werd bijgehouden van huwelijkssluitingen, kwam Nederland tijdens de Franse overheersing onder Frans recht, waarmee landelijke registratie van het burgerhuwelijk een feit werd (http://www.historien.nl). Dit burgerrecht werd daarna regelmatig aangepast. In 1998 werd bepaald dat samenwoning voor de wet bijna gelijke rechten en plichten met zich meebrengt als een geregistreerd huwelijk. En recent heeft er opnieuw een aanpassing plaatsgevonden die verandering brengt in de financiële positie van 2 personen die een relatie met elkaar zijn aangegaan.
Hoewel wij als Christenen de overheid dienen te respecteren, geeft de overheid ons geen beperkingen in het kiezen van onze relatie vorm en is onze wettelijke status niet bepalend als norm hoe een relatie gezien dient te worden.
Erkenning van de kerk van een huwelijk heeft waarde voor hen die daar waarde aan hechten, maar terecht kan gezegd worden “dat het van den beginne” er niet is geweest.
Conclusie: Hiermee is aangetoond dat de verplichting tot formalisering van een relatie een menselijke instelling is. Dat maakt het van belang om te onderzoeken wat God verstaat onder een huwelijk.

De taal van de Bijbel

Om tot een goed begrip te komen waar het God om te doen is, met betrekking tot onze relaties, moeten we nu een stuk theorie behandelen wat essentieel is voor ons begrip. We duiken in Gods taalgebruik.
Ons woord “huwelijk” is behoorlijk gekleurd. Het roept direct een plaatje op van een bruid in een mooie jurk, gepaard met een aantal culturele beelden die wij hebben van een huwelijkssluiting. Dat maakt het lastig om onze Bijbel ongekleurd te lezen. Waar woorden als “huwelijk, huwelijkswetten, gehuwden” enz. staat denken we automatisch aan een geformaliseerde relatie. Maar wat verstaat God onder de woorden ”huwelijk, gehuwd of trouwen”?
Laten we terug gaan naar het 1ste huwelijk in de Bijbel.
God brengt de vrouw bij de man, de grondtaal zegt daar: “zij werd hem tot vrouw gegeven”. Dit is de standaard uitdrukking in het OT voor een huwelijk. Het Hebreeuwse woord “nathan”, wat betekend “geven”, wordt hiervoor gebruikt. Dat is een heel algemeen gebruikt woord.
Je leest dit bijvoorbeeld terug wanneer God Adam tot verantwoording roept over hun zonde en zegt hij: “de vrouw die U mij gegeven heeft, heeft mij van de boom gegeven”. (Gen.3:12) Hier wordt twee keer het woord “nathan” gebruikt, één keer voor de relatie tussen Adam en Eva en één keer voor de vrucht die zij hem gegeven heeft. Of in Gen.1:17 waar God de sterren aan de hemel een plaats geeft, of in Gen.16:3 waar Saraï haar Egyptische slavin aan Abram geeft.
Dat het specifiek betrekking heeft op een huwelijk zien we bijvoorbeeld in het gebruik van het woord  “nathan” in de huwelijkswetten. In Deuteronomium 22:16 staat “En de vader van het meisje zal tot de oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter aan deze man tot vrouw gegeven…”. Of Gen.29:28 “Laban gaf zijn dochter Rachel aan Jakob tot vrouw”.
Dit woord “nathan- geven”, heeft een zeer brede betekenis en wordt meer dan 2000 keer in het O.T gebruikt, de context bepaald dat het om een huwelijk gaat.
Dit betekend dat we zeer alert moeten zijn op de context van dit woord, of we werkelijk kunnen concluderen dat deze tekst betrekking heeft op een menselijk huwelijk of dat er iets anders wordt gegeven.
De uitdrukking die voor de man wordt gebruikt is: “hij heeft zich tot vrouw genomen”. Bijvoorbeeld in Gen.6:2 “de dochters van de mensen waren schoon en zij namen zich daaruit vrouwen”. En Gen.4:19 Lamech nam zich twee vrouwen.
Dat zelfde taalgebruik zie je ook in, Num.12:1 Mirjam sprak Mozes er op aan dat hij een Ethiopische vrouw “laqach” genomen had.
Het Hebreeuwse woord “laqach”, wat “nemen” betekend, wordt ook vertaald met “ontvangen, accepteren”.
Wederom laat de context zien dat het om een huwelijk gaat of een geheel andere situatie. Zo vindt je dit woord terug in Gen.4:11 waar Kaïn Abel vermoord en de aarde zijn mond openspert om het bloed van Abel te ontvangen.
Deze 2 termen “laqach” en “nathan” worden ‘van den beginne’ door God gebruikt voor een huwelijk.
In de meeste Schriftgedeelten, waar in onze vertaling het woord “huwelijk” staat is sprake van “geven & ontvangen”. Ook in de wetgeving op Sinaï, waar wij de vertaling “huwelijk” gebruiken, gaat het steeds om “nathan en Laqach”. Gods wetten hebben dus betrekking op de vrouw die Hij aan de man gegeven heeft en de man die een vrouw ontvangen heeft. (en een kopje als “huwelijkswetten” heeft nooit bestaan) .

In Gen.20:3 duikt een nieuw woord op wat vertaald wordt als “huwelijk”: בָּעַל- “baal”, afgeleid van het Arabische woord .
De context hier is, God spreekt tot Abimelech (koning in het land Gerar waar Abram als vreemdeling vertoeft). Abimelech neem Sara tot vrouw en God spreekt met hem in een droom in de taal die Abimelech verstaat: “Je bent een kind des doods omdat je deze vrouw genomen hebt, want zij is “baal”, -gehuwd.  Dit is het woord wat Abimelech kent voor een exclusieve relatie.
De betekenis van dit woord is “baal” is “heersen over, bezitten”.
Dit heeft een andere intentie als de woorden die God ‘van den beginne’ gebruikt. Een ‘baal’-huwelijk komt uit een cultuur waarbij onder het huwelijk een zakelijke regeling wordt verstaan en de vrouw vaak tot een bezit wordt gerekend. Dit is niet Gods intentie, maar dit is wel in onze Bijbel geslopen.
Ik wil nog een context aanhalen om de betekenis van het ‘baal’ duidelijker te schetsen. Het woord dat gebruikt wordt in Deut.21:13 met betrekking tot een vrouw die krijgsgevangen is gemaakt en door haar veroveraar tot vrouw gemaakt wordt. Zij is “baal”, gedwongen.
Conclusie: Onze Bijbelvertaling kent voor het woord “huwelijk” dus 2 soorten van taalgebruik; A. Gods taal van “geven en ontvangen”. B. Het Arabische woord “baal”- “heersen over, bezitten”.
(*Opvallend genoeg wordt dit woord “baal” het meeste gebruikt in Deuteronomium en Jesaja. Dit geeft een aanwijzing voor de culturele wortels van deze schrijvers van die Bijbelboeken).

Deze Arabische opvatting van het huwelijk sluit aan bij de vloek die door de zondeval over de mens is gekomen waar God over de vrouw zegt in Gen.3:16 “met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan en hij zal over u heersen”.
Dit was niet zo van de beginne. Het was niet Gods scheppingsmodel om de vrouw te overheersen. Gods vrouwen zijn niet geschapen om overheerst te worden, ze zijn medeerfgenamen, delen mee in de zegen, ze zijn de kop en niet de staart (deut.28:13).

Wat is nu de uitwerking van het verschil tussen deze twee begrippen?
-In een ‘baal” huwelijk zal er sprake zijn van een machtsverschil tussen de man en de vrouw. De man neemt de autoriteit over de vrouw.
-In een “Laqach- nathan” huwelijk is er sprake van het geven van autoriteit, die vervolgens wordt ontvangen. Deze autoriteit wordt vrijwillig gegeven en niet ingenomen op basis van positie.

Door de vloek is het ‘baal’- denken ook in onze cultuur geslopen. Wat het gemakkelijk maakt om teksten uit het N.T vanuit een ‘baal’ visie te lezen, zoals b.v. 1Cor.10:3; Ef.5:23 “de man is het hoofd van de vrouw”. En Kol.3:18 “vrouwen weest uw man onderdanig”.
Dit is niet in lijn met Gods gedachte. Christus laat een ander beeld zien, wat niet overeenkomt met de ‘baal’ opvattingen. Vanaf onze bekering heeft Hij met op armen op ons gewacht. Nooit komt Hij ongevraagd pontificaal onze Geest binnen om ons eens te vertellen “hoe het zit, wat we moeten gaan doen, en wat we hierna nooit meer mogen doen”. Hij zegt niet tegen ons :”Jij moet naar Mij luisteren want Ik ben jou God, Ik heb de autoriteit dus je moet doen wat Ik zeg”. God neemt geen autoriteit over ons, niet als manipulator en niet als overweldiger.
De intentie van “geven en ontvangen” wordt verder uitgewerkt in het beeld van Christus en zijn bruid, de gemeente. Wij geven ons, vrijwillig, geheel aan Jezus. Hij ontvangt ons met onvoorwaardelijke liefde en maakt ons de zijne. Onze onderdanigheid aan Christus bestaat uit onszelf geven uit vrije wil, naar Hem luisteren en willen volgen. Zijn autoriteit over de bruid bestaat omdat wij Hem ruimte geven om dingen te doen voor/ met ons. Hij kan een heleboel doen, maar Hij doet het niet zonder onze toestemming. Hiermee weerspiegeld de relatie Christus en de bruid een ‘laqach-nathan’ relatie.
Dit is dezelfde relatie als die van de Vader met de Zoon. De relatie van “geven en ontvangen” maakt hen één, zoals man en vrouw één zullen zijn. Jezus kwam niet naar deze wereld omdat de Vader Hem daar een ‘baal’ opdracht toe gaf :”Ik ben je Vader, luister naar Mij! Jij gaat deze wereld de waarheid vertellen en daarna laat je jezelf kruisigen want ik wil dat de mensen genade kunnen krijgen”. Het was een “laqach-nathan” plan, uit eenheid geboren, in liefde tot uitvoering gebracht. Deze verhouding klinkt door in het hogepriesterlijk gebed, in Joh.17:4” Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.-8. de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.- 18 Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld; en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.- 22 En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn:  Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt”. In elk woord klinkt “geven en ontvangen”, uit liefde vanuit eenheid. Daarin is geen overheersing, geen dominantie, geen ego.
De vloek van ‘begeerte en overheersing’ is gekomen door de zondeval (Gen.3:16). Het is niet de bedoeling dat mensen die hun leven aan Christus hebben gegeven daaronder leven. Christus is voor al onze zonde gestorven en heeft voor ons elke vloek op zich genomen.
Gal.3: 13 “Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof”.
Door deze vloek over ons te verbreken zijn wij in staat om “laqach – nathan” relatie aan te gaan en vrij te zijn van “baal”, overheersing.
Onze 1ste toetssteen, wat wij onder een ‘door God gewenste relatie’ kunnen verstaan (los van formalisering): Is er sprake van een vrouw die door God als een cadeau aan de man wordt gegeven en de man ontvangt het cadeau?
Geeft de vrouw ‘zichzelf’: haar tijd, beslissingen, haar hart, haar overwegingen en haar lichaam aan de man;(Ef.5:22)  en wordt deze gift door hem in liefde ontvangen: om te ondersteunen, te bekrachtigen, mooier te maken? (Ef.5:25-28).

De zegen

Sommige gemeentes stellen dat het uitspreken van de zegen, het tot een huwelijk maakt. Laten we dat onderzoeken.
In Gen.1:28 zegent God de mens die Hij als man en vrouw had geschapen.
Het is niet ondenkbaar dat deze tekst in chronologische volgorde direct na deze Goddelijke huwelijkssluiting geplaats kan worden, maar de Bijbel ordent de huwelijkssluiting en de zegen niet in een directe verbinding na elkaar.
De zegen uit Gen.1:28 luidt als volgt:
wees vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op aarde kruipt”.
Een gelijke zegen komt terug bij Noach na de zondvloed: Gen.9:1 God zegende Noach en zijn zonen en zei tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk en vervult de aarde….
Dit is bijna een volledige aanhaling van de 1ste zegen aan Adam en Eva. Maar bij Noach is geen sprake van een man-vrouwrelatie. De zegen rust op Noach en zijn nageslacht, de mensheid. De studiebijbel noemt deze zegen een “culturele zegen”, gericht op het functioneren van de mens.
De vraag is dus of er ergens anders zegen genoemd staat bij huwelijkssluiting?
Rebekka werd door haar familie gezegend voordat zij met de knecht van Abraham op weg ging om Isaak te huwen, met de woorden Gen.20:60 “Onze zuster, moogt gij tot duizenden van tienduizenden worden, en uw nageslacht bezitte de poort van zijn haters”.
Maar in Gen.24:60 vindt je deze uitdrukking ook terug in de zegen die God aan Abram geeft, nadat God Abram op de proef heeft gesteld om zijn zoon Isaak te offeren: Gen.22:17 “Ik zal uw nageslacht rijkelijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken als sterren des hemels en het zand aan de oever van de zee en uw nageslacht zal de poorten zijner vijanden in bezit nemen”. Deze zegen spreekt God uit nadat Abram de test heeft doorstaan. Dat maakt ook deze zegen niet standaard te koppelen aan het sluiten van een huwelijk. Behalve Bij Rebekka noemt de Bijbel nergens het uitspreken van een zegen, in direct verband met een huwelijkssluiting.
De zegen die Jezus aan het bruispaar geeft, bij de bruiloft te Kana (Joh.2:1-11) is het veranderen van water in wijn. Helaas is deze zegen geen nieuwe traditie geworden.
De conclusie hier is dezelfde als met andere huwelijkstradities: Het staat ons vrij om mooie dingen aan een huwelijkssluiting toe te voegen, maar ‘de zegen’ is niet voorwaardelijk bij het sluiten van een huwelijk. Er is geen Bijbelse instelling van het inzegening of handen opleggen bij een huwelijk.

We mogen het zegenen van een huwelijk niet verwarren met een soort goddelijke goedkeuring van de relatie. De Goddelijke goedkeuring is er als God de vrouw aan de man gegeven heeft. De goedkeuring wordt niet bepaald door de autoriteit van de man of vrouw, pastor, enz. die een zegen uitspreekt.
Gods zegen rust op een ieder van ons, man en vrouw en gaat over “vruchtbaar zijn, vrucht dragen, vermeerderen, wat op aarde is onderwerpen en heersen over….”.  Op elk van hen rust die zegen. Samen bij elkaar opgeteld, hebben man en vrouw dubbele zegen vrij te zetten.
In een ‘laqach-nathan” relatie kan deze zegen tot enorme bloei kan komen. De juiste verhouding tot elkaar zorgt voor een bodem van vruchtbaarheid. Er zou een zegen tevoorschijn moeten komen die zich onder andere als volgt kenmerkt: groei in gaven en talenten, groei in de vruchten van de geest, en een toenemende overwinning op de duisternis- elk individueel en in eenheid samen.
Toetssteen 2: Komen de beide relatie partners meer in hun bestemming als kind van God? Brengt de interactie van het stel vrucht voort overeenkomstig de zegen die God aan de mens gegeven heeft?

Exclusieve relaties.

Formalisering was nooit Gods ‘goal’ voor ons, als het om een man- vrouw relatie gaat.
Gods wet is doorgaans expliciet in zijn bedoelingen. Zo staat duidelijk omschreven welke partijen elkaar niet mogen naderen om seksuele gemeenschap met elkaar te hebben; er staat tot in detail met welke volken de Israëlieten niet mogen huwen. Gods wet is gedetailleerd en hij is compleet; Christus voegt er niets aan toe en doet er niets aan af.
Dat roept de volgende vraag op: Wanneer het sluiten van een ‘formeel’ huwelijk voor God een absolute voorwaarde is, zou God dan ook niet omschrijven, wanneer dit moet, waar dit aan moet voldoen en opdracht geven om dit te doen? Toch staat nergens in de wet: indien een man en een vrouw een relatie met elkaar aangaan, moeten zij een huwelijk sluiten en dat moet op ‘deze wijze’ gedaan worden:…
God heeft wel een andere ‘goal’ voor ons die Hij heel belangrijk vindt: Een exclusieve relatie.
Zoals God de enige God in ons leven wil zijn, zo moeten relatie partners de enige zijn in relatie tot elkaar. Hij alleen is Heer en Hij wil de exclusieve ereplaats in ons leven. Je inlaten met andere ‘goden’ wordt beschreven in termen als “overspel en hoererij”.
Gelijk binnen de relatie God-mens, als binnen de relatie man-vrouw is exclusiviteit God belangrijkste eis. Paulus zijn advies in 1 Cor.7:2 is daarin ook duidelijk: “met het oog op de gevallen van hoererij moet ieder zijn eigen vrouw hebben en ieder vrouw haar eigen man”.
Doorgaans zal deze goal weinig discussie opleveren onder Christenen.
Het wordt pas een discussie wanneer formalisering hieraan gekoppeld, omdat de wettelijke status van de relatie ons niets verteld over de ‘exclusiviteit’ van de relatie.
Een niet geformaliseerde relatie kan namelijk heel goed aan de exclusiviteits-eis voldoen en een formeel huwelijk volledig aan Jezus beschrijving van overspel voldoen (Matt.5:28).
Exclusiviteit is een geestelijke heiligheid die alleen beoordeelt kan worden door Hem die ons hart aanziet. God kent ons naar waarheid, Hij ziet onze handel en wandel, en Hij kent onze gedachten. Daardoor is alleen God in staat om naar waarheid te beoordelen of er sprake is van een exclusieve relatie.
Wanneer dit wordt beoordeeld door mensen op basis van formele status, slaan we de plank mis. We plaatsen daarmee het aardse boven het geestelijke. Feitelijk gaan wij op de stoel van God zitten en oordelen over iets waarvan wij niets weten.
Een tekst die in verband met de eis tot exclusiviteit en formalisering ook nog wel eens wordt aangehaald is Ef.4: 17 “Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart. Zij hebben zich immers in hun verdoving overgegeven aan de losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei onreinheid. Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen”.
Door de woorden “losbandigheid” en “onreinheid” wordt deze tekst met relaties in verband gebracht, hoewel hier sprake is een wandel tot eer en glorie van Christus in de breedste zin van het woord.
“Gij geheel anders”, is geen tekst om je af te zetten tegen de wereld, maar om juist geheel te kiezen voor Christus. “VOOR Christus”, is te allen tijde anders als de wereld die onder de vloek ligt en door de boze wordt geregeerd. Zelfs wanneer de uiterlijke vorm van een Christelijke relatie gelijk die van de wereld is, maakt het hart dat aan Christus is toegewijd het tot ‘geheel anders’. In die zin pleit deze tekst eerder voor een relatie naar het beeld van Christus en de gemeente; voor een relatie vrij van de vloek, zonder verstandsverduistering, naar de vrijheid Gods, zonder vorm eisen.

Onze 3de toetssteen, wat wij onder een ‘door God gewenste relatie’ kunnen verstaan (los van formalisering) is: Voldoet de relatie aan de eis van exclusiviteit?

Waarom zou je formaliseren?

Ik heb daar maar één sluitend antwoord op : Laat het op aarde zijn zoals in de hemel (Matt.6:10).
Wanneer God in de hemel een plan heeft gemaakt, laat alles hierop aarde daarmee in lijn komen: Geest, ziel, lichaam; het tastbare en het onzichtbare.
Dat is een proces. Soms breekt Gods Koninkrijk in één klap door met kracht. Maar misschien nog veel vaker is het een proces waarin de mens met God op weg gaat, en God die leiding geeft, liefdevol en geduldig.
Als God geduld met ons heeft, mogen wij ook geduld hebben met elkaar.
En voor zover wij gerechtigd zijn om andermans relatie te beoordelen, moeten we proberen niet in de valkuil te stappen om voortijdig een oordeel te vellen, terwijl we nog met een tussenfase te maken hebben.
Veel belangrijker is dat wij onze eigen relatie beoordelen. Niet op basis van aardse normen en waarden, maar door God zijn goals te onderscheiden. Hopelijk zijn de aangereikte toetsstenen daarbij een hulpmiddel. Luister wat de Geest tegen je zegt en ontvang de moed, de wijsheid en de kracht van God om te handelen naar die leiding. En voor wie daarnaast staat: Wees gezegend met wijsheid en respect; om te kunnen helpen.