Numeri 13 Twaalf verspieders trokken met een opdracht het land in, wat God hun had beloofd.
Ze gingen alleen maar kijken en ze leken dat goed te hebben gedaan.
Het eerste verslag wat ze uitbrachten was objectief en nog niet gekleurd.
“27. Zij verhaalden hem dan en zeiden: Wij kwamen in het land, waarheen gij ons gezonden hadt, en ja, het vloeit van melk en honig, en dit is zijn vrucht. Het volk echter, dat in het land woont, is sterk en de steden zijn ommuurd en zeer groot, en ook de kinderen van Enak zagen wij daar; Amalek woont in het Zuiderland, de Hethieten, Jebusieten en Amorieten wonen in het bergland, de Kanaänieten aan de zee en aan de oever van de Jordaan”.
Was het iets in de intonatie van de boodschappers?
Was het de 2de helft van de boodschap die het goede nieuws overschaduwde, zodat ze in één klap waren vergeten wat God gedurende hun reis voor hen had gedaan?
Was hun geloof niet gegroeid tijdens hun reis, of was iedere uitredding gekomen als een opluchting, een mazzeltje in plaats van een machtig handelen van de God van Israël .
Een simpele boodschap, die geen drama had hoeven te zijn, legt iets op pijnlijke wijze bloot.
De verspieders waren uitgetrokken met de opdracht: v20 Weest moedig en neemt van de vrucht des lands mede. Maar tien van de verspieders en het overgrote deel van de hoorders, waren niet moedig.
“Daarop trachtte Kaleb het volk tot bedaren te brengen. Maar de mannen die met hem opgetrokken waren zeiden: Wij zullen tegen dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij”.
Dit is de volgende stap in een oplopend proces, wat ook wij zelf in ons leven of om ons heen regelmatig zien gebeuren. Men hoort iets, men vindt er iets van en trekt daaruit een conclusie ten aanzien van zichzelf : “Dit ga ik niet doen”. Als men na het horen, een pas op de plaats had gemaakt, God had geraadpleegd, na had gedacht, de woorden in hun hart hadden overwogen, dan hadden hun emoties niet direct ermee aan de haal gegaan.
Angst ging op de loop met de boodschap en zoals altijd, is angst een slechte raadgever. Zodra angst het overneemt wordt de volgende stap in werking gezet, er wordt iets aan de boodschap toegevoegd: “33 Ook zagen wij daar de reuzen, Enakieten, die tot de reuzen behoren, en wij waren als sprinkhanen in onze eigen ogen en ook in hun ogen”.
Wij zagen…en wij waren als sprinkhanen, in onze ogen, en in hun ogen. Iets wordt waargenomen, geïnterpreteerd en vervolgens wordt de interpretatie geprojecteerd op de ander. “zij” vonden het ook! Het is niet zo dat ze die reuzen hebben gesproken, het verslag vermeld zelfs niet dat die reuzen de verspieders hebben gezien. Maar de conclusie wordt doorgetrokken, geprojecteerd en begint een discutabel waarheidsgehalte te krijgen. Wie zegt dat de reuzen zo tegen de Israëlieten aankeken, mogelijk was de roem van de God der Israëlieten hen vooruit gesneld.
Zodra de waarheid in het geding komt, wordt er een verdediging aan toegevoegd, waarom men meent dit te moeten zeggen. Er wordt hulp gezocht, want als anderen ook deze mening hebben, dan is het gerechtvaardigd dat men zo in deze zaak staat.
“Ook verspreidden zij onder de Israëlieten een kwaad gerucht omtrent het land dat zij verspied hadden”.
De volgorde van deze stappen kan verschillen, maar het mechanisme van het ontstaan van een tweede hands verhaal is in onze tijd nog precies hetzelfde. Niet zelden is angst en ongeloof de bron, maar als we het kunnen herkennen, kunnen we misschien voorkomen dat we door zo’n stroom worden mee gesleurd.
Een pas op de plaats en een zoeken van God, is het begin van de oplossing.
Judassen
Joh 21:22 “Indien Ik wil dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volg mij”.
Iedereen komt in zijn leven mensen tegen die hem beschadigen. Mensen die aanwijsbaar en bewijsbaar dingen verkeerd hebben gedaan, ten nadelen van jou. Als je jouw verhaal aan anderen verteld zal je gemakkelijk bijval vinden en zullen anderen je bevestigen in het beeld dat dit echt niet oké is. Je staat in je recht en je bent de benadeelde partij.
Het is logisch om je tegen de persoon te keren die jou heeft benadeelt en hem of haar eens flink te confronteren met de gevolgen van zijn handelen. We zijn boos, er spelen heftige emoties, we hebben pijn en verdriet, terecht.
Jezus had veel mensen in Zijn leven die Hem oneerlijk hebben behandelt, maar Judas spant wel de kroon.
De discipelen waren er ook boos over en vroegen aan Jezus :”Wat gaat er met hem gebeuren?”.
Het zal toch niet zo zijn dat hij er gewoon mee weg komt?
Zo zullen anderen om je heen roepen : Je gaat toch wel naar de klachtencommissie, officieel bezwaar aantekenen of een schadeclaim indienen?
Jezus confronteerde de farizeeërs en de sadduceeën, Hij stuurde een legioen in een troep varkens en veegde het tempelplein schoon met een zweep. Hij was niet enkel een zachtaardig man, maar Hij was ook niet bang voor confrontaties.
Die confrontaties waren echter gericht tot groepen in de samenleving, gericht op bepaalde opvattingen die in strijd zijn met die van het koninkrijk van God. Of tegen de boze, niet tegen vlees en bloed, maar tegen machten en overheden. Ten opzichte van individuen zien we Jezus anders handelen.
Hij zei niets tegen Pilatus die twijfelde of hij Jezus moest doden. Hij had slechts op die twijfel in hoeven gaan om Zijn lot te keren. Jezus weerhield de hand van de romeinse soldaten niet toen ze Hem mishandelden. Hij riep geen legioen engelen om Hem te verlossen en Hij keerde zich niet tegen Judas om wraak te nemen toen hij terug kwam.
Niet ondenkbaar dat deze mensen handelden naar het plan van de Vader.
Jezus liet zich niet meeslepen door heftige emoties van geleden pijn en de wens om terug te slaan. Sterker nog, Hij stond ook niet toe dat anderen het voor hem deden, de gemakkelijkste manier om wraak te nemen zonder je handen eraan vuil te maken.
Zelfs Judas, die in onze ogen het ultieme verraad had gepleegd, keerde Hij zich niet tegen.
“Indien Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat u dat aan?”. Komma,… “Volg mij”.
Het belangrijkste is “dat je Mij volgt”.
Vestig je aandacht op Hem en alleen op Hem.
Hij rekent wel af met Judas, later, wanneer het er tijd voor is.
Jes.8:13 “De Here der heerschare, Hem zult gij heilig achten en hij moet het voorwerp van uw vrees en Hij moet het voorwerp van uw schrik zijn. Dan zal Hij tot een heiligdom zijn”.
Rom.12:19 Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er staat geschreven : Mij komt de wrake toe, Ik zal vergelden spreekt de Here.
Werk in uitvoering
1 Cor.4:3 nu raakt mij zeer weinig of ik door u of door enig menselijk gericht beoordeeld wordt. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet. -4. Hij die mij beoordeeld is de Here. Daarom velt geen oordeel voor de tijd dat de Here komt,
Dit heb ik er uit gehaald als de essentie , maar ik moedig je dit korte stukje te lezen van v1 t/m 5 te lezen en te overdenken.
Eigenlijk zou er op ieder persoon een bordje moeten staan: “werk in uitvoering”.
Hoe je er op dit moment voorstaat, hoe je ook naar jezelf kijkt, positief of negatief, dit is niet de einduitslag. God is pas klaar met ons in deze wereld, als we ons sterfelijke lichaam verwisselen voor een verheerlijkt lichaam. Tot die tijd wil Hij ons in alle opzichten herstellen, heiligen en gebruiken als Zijn geliefd kind.
De wereld maakt echter voortdurend ons tussenrapport op en eist van ons dat we dat ook over onszelf doen. Op het werkm wordt er bijvoorbeeld als volgt gesproken: “Vindt je zelf ook niet dat je dit niet handig hebt aangepakt?”, bijvoorbeeld, volgens de “hang-your-self-methode. Of “Ze is altijd zo…., ik heb gezien dat ze…doet, ik heb haar zelf horen zeggen dat….”, als zogenaamde onpartijdige observatie. Alsof wij niet interpreteren en daarmee iemand in een negatief daglicht plaatsen.
Het zou geweldig zijn als we ten diepste weten wie we zijn in God, zodat we met Paulus kunnen zeggen: “het raakt mij zeer weinig”. Er is er maar één die oordeelt (Joh.8:50) en elk oordeel dat wordt geveld voordat Jezus komt, is in feite waardeloos, onvolledig en onwaar. Maar als we door werelds oordelen geraakt worden, mogen we dat opvatten als een signaal, dat we nog meer aandacht mogen geven aan onze identiteit in jezus Christus, de Onveranderlijke. Het mag nog dieper doordringen wie we zijn, geborgen in hem, als Zijn zoon, Zijn dochter.
Naar de wereld toe is dit het terrein waar wij ons als Christenen/gemeente kunnen onderscheiden, door de opdracht van Jezus in Mattheüs 7 serieus te nemen: “Oordeelt niet!”.
Waar de wereld steeds weer de maat van iedereen neemt, laat de gemeente Gods zijn als een oase waar je simpelweg mag ZIJN. Een plek waar mensen er toe doen en mee mogen doen, in plaats van gewogen te worden. Laat de gemeente een toevluchtsoord zijn waar ons zelfbeeld kan herstellen naar het beeld van jezus Christus.
Niets is zo aantrekkelijk als een plek waar je jezelf mag zijn en niet geoordeeld wordt.
Maar dat vraagt van ons Christenen een serieus andere mindset. Wat misschien van maandag tot en met vrijdag voor je werkgever een vereiste is, wordt achter gelaten op het werk. Om wat via de tv en social media als van zelfsprekend wordt ervaren, dat je van alles vindt, los te laten en daar niet aan mee te doen. Gij geheel anders.
Maar als ik een wens mag hebben dan is het wel deze, dat we ons als gemeente Gods hierin gedragen als een lichtend licht en een zoutend zout.
Jac.1: 12 Spreekt zó en handelt zó als mensen past, die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden.
Vader van troost
2 Kor.1:3b ….de Vader der Barmhartigheden en de God allervertroosting, die ons troost in al onze druk,..
Er is geen voorwaarde aan deze belofte verbonden.
Hij is de Vader der vertroosting en zoals hij is, zo zal Hij met ons handelen (zal zijn, gisteren, heden en in de toekomende tijd).
Daarvoor heeft Hij ons de Trooster gestuurd (Joh.14:15-31)
De vraag is dus niet: “Wat doet God wanneer ik het moeilijk heb?”.
De vraag is: “Wat doe ik als er moeilijkheden in mijn leven zijn?”.
Het hangt niet van God af, die is er al! Het hangt ervan af hoe wij gaan reageren in onze moeilijkheden en dat doen we niet altijd in wijsheid, weloverwogen en in alle vrede.
Als emotionele kinderen rennen we soms kanten op en zetten menselijke strategieën in, om met moeilijkheden om te gaan. Die menselijke reacties zijn wel helpend en steunend, maar leiden maar beperkt tot oplossingen, omdat ze niet verder kunnen reiken als ons eigen vermogen. Een aantal veel voorkomende strategieën die we vaak inzetten zijn:
We ontwijken de pijn die moet worden behandelt, omdat we on de veronderstelling zijn dat het te moeilijk en te overweldigend zal zijn. We proberen alles te leren over het probleem, vluchten in theoretisering. We gaan er met iedereen over praten om onze emotionele pijn te stillen. We schieten nog wel eens in de verdediging en gaan het gevecht aan, een vechten of vluchten reactie. Of eisen antwoord op de vraag : “Waarom?”. Waarom gebeurd mij dit, waarom wordt ik zo behandelt, waarom staat God dit toe?
Ook deze vraag valt onder het rijtje “menselijke reacties”, want nergens in de Bijbel geeft God antwoord op de “Waarom-vraag”. De “waarom-vraag”, kan ons enorm in beslag nemen en elke keer waar een andere waarom vragen. Hiermee draaien we in kringetjes rond zonder een stap verder te komen.
De Bijbel spreekt wel veel over “Hoe”, gaan we ermee om. Die vraag is vruchtbaar: Heer hoe ga ik ermee om, hoe kan ik erop reageren, Hoe wilt U dat ik ga handelen en spreken?
Deze vraag plaatst ons van een reactieve positie naar een pro-actieve positie, met als gevolg dat we “het stuur gaan vastpakken, op de rem kunnen gaan staat en de auto even aan de kant kunnen parkeren”, want de stem van de Heilige Geest de Trooster, die ons met alle troost zal vertroosten…..klinkt het luidste in de stilte.
We kunnen niet luisteren als we reactief met het probleem bezig zijn.
We kunnen pas luisteren als we onze vragen, verdriet en nood aan God voorleggen en Hem vragen hoe we hiermee om kunnen gaan.
Op die manier vinden we stap voor stap een weg door het probleem heen. Hoewel we soms totaal niet kunnen zien waarheen die weg ons brengt, geeft het genoeg voor elke dag. Vertroosting die we als manna voor elke dag mogen oprapen (Ex.16:4-5) en een vuurkolom die voor ons uittrekt (ex.13:22) en ons brengt van pleisterplaats naar pleisterplaats.
Als Mozes een plattegrond had gehad, had hij het volk via de kortste route geleid, maar nu leidde God waardoor een wonder voor hun ogen werd geschilderd. Een heel volk werd veertig jaar in de woestijn van water voorzien, gevoed en geen schoenriem versleet.
Het wonder van elke dag, stap voor stap er doorheen, was veel groter als dat een instant-oplossing ooit had kunnen brengen.
Het hart is in Zijn hand

In exodus 5 tot 13 vindt je het verhaal van de uittocht van de Israëlieten uit Egypte en dat ging niet zonder slag of stoot.
Maar dit is Gods volk. Het God die zegt “trek uit naar het land wat Ik jullie belooft heb”. De tegenstanders van de Israëlieten zijn groter dan zijzelf, maar als je door het verhaal heen leest zie je steeds Gods machtige hand aan het werk in de harten van het volk en zijn machtshebbers. Dit lees je nog duidelijker in relatie tot de farao.
Tenminste tien keer lezen we :”God verhardde het hart van de farao en zijn dienaren, Hij maakte het onvermurwbaar”. (4:21; 7:3; 7:22; 8:15; 8:19; 8:32; 9:12; 9:34; 10:1; 10:20; 10:27; 11:10; 13:8) Afschrikwekkende plagen doen farao niet van mening veranderen.
Ook lezen we dat God het hart van het volk gunstig stemt. God geeft de Israëlieten opdracht om al hun buren zilveren en gouden voorwerpen te vragen. Het lijkt ondenkbaar dat ze dit zullen krijgen, maar in 11:3 en 12:36 staat “De Here bewerkte dat de Egyptenaren het volk gunstig gezind waren”, en ze krijgen zoveel zilver en goud dat later de tabernakel ermee ingericht kan worden en een gouden kalf gegoten wordt. Ze krijgen niet een beetje zilver en goud, ze krijgen overvloed.
God kent en bewerkt niet alleen het hart van de farao en de Egyptenaren, Hij kent ook zijn volk. Als het volk eenmaal op weg is staat er in 13:17-18 dat Hij ze niet leidde naar het dichtst bij zijnde volk, want God zei: Het volk mocht eens berouw krijgen,….en naar Egypte terugkeren.
God zal niet verbaast zijn geweest toen het volk in de woestijn terug verlangde naar de vleespotten van Egypte. Hij wist al dat het zou gebeuren en sloot bij voorbaat de terugweg af.
Eigenlijk zou het ons niet moeten verbazen dat God ons hart kent, het hart van de mens die Hij geschapen heeft.
Niet alleen kent Hij het hart, Hij geeft er ook sturing aan en voert Zijn plan uit, tegenstand is daarbij van geen enkele betekenis.
Ik heb me vaak afgevraagd hoe Hij dat deed, het hart van de farao verharden. Het heeft iets schrikwekkends, zo een grote God met zoveel macht. In hoofdstuk 13: 5-8 staan een paar richtingaanwijzers.
Toen het volk uittrok en het bericht bij farao aankwam vroegen de Egyptenaren zich af “Wat hebben we gedaan?”. Waarom hebben we onze slaven laten gaan? Er komen vragen in hun hart op. Dit lijkt wel heel sterk op de techniek die de slang op Eva toepast, de boze werpt een vraag op. De vraag lokt een bepaalde gedachte-richting uit en vervolgens handelen de farao daar naar.
Het lijkt op de verzoeking van Jezus in de woestijn: “Indien gij gods zoon zijt”, (vragen en suggesties)…en dat dacht de farao te zijn, als een god. “Daarop spande hij zijn wagen aan en nam het volk met zich mee. Zo verhardde de Here het hart van de farao”. Al wat God hoefde te doen was Zijn hand terug trekken en de boze zijn werk te laten doen. Alle elementen waren al in het hart van de farao aanwezig, al wat het nodig had was een beetje ruimte en bevestiging.
God kent niet alleen het hart der mensen, maar ook dat van de boze. Hij weet wat er gaat gebeuren als Hij hem de ruimte geeft.
In die afschrikwekkende ruimte verheerlijkt God zich aan Zijn volk. “Vrees niet, houd stand, dan zult gij de verlossing des Heren zien”. “En de Egyptenaren zullen weten dat Ik de Here ben, doordat Ik Mij verheerlijken zal aan farao, aan zijn wagens en zijn ruiters” v18.
Elk hart is in Zijn hand, laten we er wijs door worden en Hem vrezen.
God de Bewaarder.
Deut.6:10-11 Wanneer nu de HERE, uw God, u in het land zal gebracht hebben, waarvan Hij uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, gezworen heeft het u te zullen geven – grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt; huizen, vol met allerlei goederen, waarmee gij ze niet gevuld hebt; uitgehouwen bakken, die gij niet uitgehouwen hebt; wijngaarden en olijfbomen, die gij niet geplant hebt – en gij gegeten hebt en verzadigd zijt, neem u er dan voor in acht, dat gij de HERE niet vergeet, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft. 13 De HERE, uw God, zult gij vrezen, Hem zult gij dienen….
Dit is God de Bewaarder.
“Gij zult…”, dit is Gods manier om te beschermen, wie zijn wij om daar kritiek op te hebben!
We zijn geneigd om te roepen dat we niet meer onder de wet leven, maar Zijn kinderen zijn Hem na de jaartelling, niet minder kostbaar als in de jaren voor Christus.
Jezus heeft de prijs betaald voor de gevolgen van het overtreden van die wet!!! Maar hij heeft de wet niet afgeschaft, Hij heeft hem VOLBRACHT. Zijn laatste woorden waren “het is volbracht!”.
Geen “tittel of jota” gaat er af van de Bescherming van God.
Moeten we dan nu weer terug naar offers en voedselvoorschriften? Nee, dat denk ik niet, we mogen richten op hetgeen de wet boven alles wil beschermen : Onze relatie met God en ons hart. 6:6 “Wat Ik u heden gebied zal in uw hart zijn”.
Je hart, is dat wat we boven alles moeten beschermen (spr4:23 )
Als dit woord van God, is wat in je HART is, ben je boven alles goed Beschermt, onder de vleugels van de Bewaarder.
6:4 Hoor Israël,( hart van Pietje, Klaasje, Keesje) Hoor, de Here is onze God; de Here is één! Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.
God waarschuwt de Israëlieten voor komend gevaar, als je alles in gebruik hebt genomen wat je nodig hebt en je geen concrete zorgen meer hebt voor de dag van morgen, zorg er dan voor dat je God niet vergeet. In de situatie waarin wij leven bevinden we ons in het gevaar, dat we ons verliezen in alles wat aan ons trekt; alles wat onze aandacht opeist; alles waar we aan moeten voldoen. We moeten het nieuws bij houden, op de hoogte zijn, we moeten onze mail beantwoorden, onze contacten onderhouden, die film gezien hebben, de nieuwste trends kennen……
De “gij zult”, van de wereld om ons heen klinkt zoveel luider, als de “Gij zult”, van dit woord. God legt ons niet in een kluis om ons veilig te bewaren. Hij geeft ons de keus om ons veilig te laten bewaren door Hem. Je hoeft niet onder Gods bescherming te leven,… je mag.
Maar als we er dan voor kiezen om God als onze Bewaarder te willen, laat Hem je dan ook bewaren en stap in Zijn bescherming. Kies ervoor om de woorden van dit boek te lezen en te overdenken. Zoek Gods aangezicht om Hem te vragen naar dit woord dat zegt “gij zult”, en vraag Hem persoonlijk Heer : Hoe geef ik dit vorm in mijn persoonlijke leven? Hoe wandel ik in de vreze des Heren?
Laat de “gij zult” van God onze Bewaarder, harder in ons hart klinken als het “moeten” van de wereld.
Hoeveel geboden?

Ex.20 De tien geboden
613 mizvot in de Thora/ 1000 geboden in het Nieuwe Testament
Denk je dat dit er veel zijn?
Er zitten een aantal overlappende voorschriften in het oude en het nieuwe testament, dus als we een grove schatting maken, hebben we het mogelijk over 1000 voorschriften.
In Nederland is de wet een levend systeem van wetten die worden afgeschaft en nieuwe wetten die worden aangenomen of oude wetten die worden aangepast. In 2010 waren er zo’n 7.870 wetten geldend en daar bovenop dienen we ons te houden aan de Europese verdragen, wat er op dat moment zo’n 2.435 waren. Grofweg zo’n 10.000 wetten waar wij ons als Nederlanders aan te houden hebben.
Je kan je aanmelden als bezoeker voor de 2de kamer in Den Haag, dan krijg je een rondleiding door het oude en nieuwe gebouw, waar de politici hun werk doen. En ze laten je zien waar al die wetboeken staan. Dan kom je in een kamer vol boeken, van het plafon tot aan de vloer, drie verdiepingen vol.
Daar steken Gods geboden qua omvang, in 1 boek, maar povertjes bij af.
Er is in Gods wetgeving dus veel niet beschreven.
In hoofdlijnen regelt de Bijbel twee zaken: De verhouding van de mens tegenover God; en de verhouding van de mens tegenover elkaar.
Er wordt door de wet in de Bijbel slechts een selectief aantal zaken van een penalty voorzien, de vraag rijst daardoor : Waarom staan dan precies deze wetten in het oude testament?
Laten we één aspect hiervan nog eens onder de loep nemen. In het vorige stuk hebben we nagedacht over de mogelijkheid dat het tijdsmoment van wetgeving te maken zou kunnen hebben met het tegen gaan van de verontreiniging van het land. Deut.7: 1 “Wanneer de HERE, uw God, u in het land gebracht zal hebben, dat gij in bezit gaat nemen, en Hij voor u uit vele volken verdreven zal hebben, de Hethieten, de Girgasieten, de Amorieten, de Kanaänieten, de Perizzieten, de Chiwwieten, en de Jebusieten, zeven volken, talrijker en machtiger dan gij. Lev.18:24 Verontreinigt u niet door dit alles, want door dit alles hebben zich verontreinigd de volken die Ik voor u uit wegdrijf. 25 Het land toch werd verontreinigd en Ik vergold daaraan zijn ongerechtigheid, zodat het land zijn inwoners uitspuwde. 26 Gij echter zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen en geen van deze gruwelen doen”.
Hetgeen deze 7 volkeren doen, beschrijft God als zeer gruwelijk!
De wet beschrijft tot in de detail, op welke wijze zij het voorbeeld van deze 7 volkeren NIET moeten volgen. Ze mogen NIET kijken hoe deze volkeren hun goden vereerden. v30 Zo zult gij het voorschrift dat Ik u geef, in acht nemen, zodat gij de gruwelijke inzettingen niet doet, die vóór u gedaan werden, opdat gij u daardoor niet verontreinigt. Ik ben de HERE, uw God.
De handel en wandel van de volkeren die God niet eren, doet God ertoe over gaan om deze volken voor Zijn aangezicht weg te drijven. De opdracht om niet zo te handelen, brengt niet alleen de heiligheid van God tot uitdrukking, maar ook Zijn verlangen dat er geen scheiding hoeft te worden aangebracht tussen Hem en Zijn volk. (Voor de duidelijkheid, ik zie de uitdrukking “Gods volk” in de breedste zin van het woord en niet slecht beperkt tot Israël.)
God beschermt de relatie die Hij met Zijn volk heeft.
twee stenen tafelen

Gen.20:1-2 Toen sprak God deze woorden: Ik ben de Here uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb. Gij zult……
De vraag die me al een poosje bezig houdt is: Waarom verschijnt de wet op dit punt in de geschiedenis?
Waarom niet direct na de val van Adam en Eva? Het had mij logisch geleken, als je mensen wil “redden”, was direct na de zondeval toch wel het moment geweest om direct orde op zaken te stellen en regels te geven.
Waarom niet na de eerste moord, waar Kain Abel doodslaat? Het had logisch geweest als God met Zijn vuist op tafel had geslagen en had gezegd: ”Oké, zo gaan we het dus niet doen. Hier hebben jullie een lijst met regels en omgangsvormen en in het vervolg gaan we ons daaraan houden”.
Waarom niet aan Noach die opnieuw begint met zijn gezinnetje, na de zondvloed?
Waarom niet aan Abram tegen wie God zegt: ”Ik zal uw nageslacht maken als het stof der aarde”.
Ik heb niet de indruk dat ik nu een sluitend antwoord op deze vraag kan geven, maar ik zie een glimp.
Op dit punt in de geschiedenis ging Israël het land in bezit nemen wat God hun had beloofd. Lees hierbij een Joz.23:5-10. Daar staat dat God de volkeren voor Israël zal uitdrijven, maar de voorwaarde is dat ze zeer standvastig onderhouden alles wat er geschreven staat in de boeken van Mozes. Nu vinden we in meerdere schrift gedeelten dat de volkeren die in dit gebied wonen, het land hebben verontreinigt met hun afgoderij. Lev. 18:25 zegt: “verontreinigt u niet door dit alles, want door dit alles hebben zich verontreinigd de volken die Ik voor u uit wegdrijf. Het land toch werd verontreinigd en Ik vergold daaraan zijn ongerechtigheid, zodat het land zijn bewoners uitspuwe”. Als Israël het land verontreinigt kan hij het niet blijven bezitten, ( Richt.2:20—22), omdat ze dan het verbond dan hebben geschonden! Lees in dit verband ook Deut.7:1-9 eens, dat spreek over de afgoderij van de volkeren die in het land wonen en het houden van het verbond als voorwaarde om het erfdeel wat God de Israëlieten beloofd, te kunnen bezitten.
Ingewikkelde materie, maar ik moest als vergelijking, even denken aan die keer dat mijn zoon in de sloot was gevallen en stinkend van de modder naar huis kwam. Hij kon zijn kleren bij de tuindeur uittrekken en rechtstreeks door naar de douche lopen en graag zonder iets aan te raken! Zo stinkend van de drek, mocht hij niet zijn kamer in of maar op enige plek in het huis het zichzelf gemakkelijk maken.
Voor Israël werkt dit hetzelfde, met afgoderij vervuilen ze het land, dus er is heiliging nodig om de belofte te kunnen bezitten. God verlangt ernaar om Zijn kinderen een veilige woonplek te geven en in hun midden te zijn.
Ik had mijn zoon voor geen goud buiten de deur willen sluiten en hem niet meer op schoot kunnen nemen, om iets wat met een simpele douchebeurt kan worden opgelost.
Ps.119.:1 Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren zijn.
Ps.119.:1 Welzalig zij, die onberispelijk van wandel zijn, die in de wet des Heren zijn.
Geen populair stukje tekst.
In de meeste geloofskringen is de gedachte, dat wij gered zijn door het bloed van Jezus Christus en niet door “werken der wet”, diep doorgedrongen en terecht! We hoeven ons niet buitengewoon in te spannen naar een wet die niemand vervullen kan.
Toch vinden we hier de langste psalm uit de Bijbel, één lang loflied op de wet.
Moeten we dat stuk dan maar uit onze Bijbel schrappen? Niet langer voor ons van toepassing?
Dit roept vragen op: als de wet “heerlijk” is, verstaan wij de wet dan wel?
In essentie zijn wij ervan uitgegaan dat in het oude testament de Joden hun redding moesten verdienen, door de wet na te leven. Maar was redding wel het doel van de wet? In deze tijd is daar door verschillende theologen onderzoek naar gedaan. Wat was de betekenis van de wet in het oude testament en de tijd waarin de psalmen werden geschreven? Verschillende onderzoeken concluderen dat redding niet de kern van de zaak was. Maar wat dan wel?
Wat niet in ons gedachtegoed zit, gaat aan ons voorbij: Dit is het volk van het verbond.
Laten we wat verder over nadenken over het onderwerp verbond.
In Europa hebben wij een verbond met verschillende landen om ons heen. Ik wil er even niet bij stil staan of dit inhoudelijk een goed verbond is, maar in de meest ideale vorm betekend dit, dat we beschikken over een grotere krijgsmacht als landengroep in zijn geheel; dat de handel tussen de landen kan vloeien en dat we daar baadt bij hebben; dat wetten makkelijker gehandhaafd kunnen worden en misdadigers zich niet in een ander land kunnen verschuilen. We hebben voordeel bij zo’n verbond (tenminste dat is de bedoeling). Dat verbond moet wel onderhouden worden, alle landen moeten zich aan de afspraken houden, anders is het verbond verbroken en de voordelen van het verbond gaan verloren.
Nu zijn onze menselijke verbonden zijn onvolmaakt, maar wat nu als je een verbond kunt aangaan met de Allerhoogste macht op hemel en aarde? God die alles in Zijn hand heeft, alles kan, dat die zich neerbuigt en zegt “klein mensenkind, met jullie ga ik een verbond aan”.
Alle voordeel , alle zegeningen, beschutting en bescherming zijn aan onze kant!
Uit dat verbond vloeien onderhoudsregels voort. Zaken die wij mensen kunnen doen om aan de verbondspartner te laten weten, dat we nog steeds diep respect hebben voor onze verbondspartner en nog steeds onder dat verbond willen leven.
In dat licht is psalm 119 “de heerlijkheid van de wet”, veel beter te begrijpen.
Ook onder het nieuwe verbond van Jezus Christus, is behoudenis niet de vraag. We zijn behouden als we Hem hebben aangenomen.
Toch laten we onder het nieuwe verbond met onze levenswandel zien dat we deel willen uitmaken van dat verbond wat Jezus Christus met ons gesloten heeft. Door gedragsregels zoals bijvoorbeeld gebed, door niet te liegen, door de Bijbel te lezen, door liefdevol met elkaar om te gaan enz.
Trouwens nog een curieus detail, het oude testament kent 613 wetten, maar in het nieuwe testament staan er wel 1000! Dat zijn er veel meer als in het oude testament. Duizenden mogelijkheden om dagelijks uiting te geven aan het feit dat we onze verbondspartner respecteren en bij Hem willen horen.
Wat heerlijk dat God ons laat weten wat Hem een plezier doet, op welke wijze wij Hem kunnen eren.
Ps.119:10 Ik zoek U met mijn ganse hart, laat mij niet van Uw geboden afdwalen. Ik berg Uw woord in mijn hart.
Werp je net aan de andere zijde

Werp je net aan de andere zijde
Luc.5: 3 Hij ging in één van de schepen, dat van Simon, en vroeg hem de zee in te gaan, niet ver van de oever. En Hij zette Zich neder en leerde de scharen van het schip uit. 4 Toen Hij opgehouden had met spreken, zei Hij tegen Simon: Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen. 5 En Simon antwoordde en zei: Meester, de gehele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op uw woord zal ik de netten uitzetten. 6 En toen zij dit gedaan hadden, haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren.
Joh.21: 3 Simon Petrus zei tegen hen: Ik ga vissen. Zij antwoorden hem: Wij gaan met u mee. Zij vertrokken en gingen scheep, en in die nacht vingen zij niets. 4 Toen het reeds morgen werd, stond Jezus aan de oever; de discipelen wisten echter niet, dat het Jezus was. 5 Jezus zei tegen hen: Kinderen, hebt gij ook enige toespijs? Zij antwoordden Hem: Nee. 6 Hij nu zei tegen hen: Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het net uit en konden het niet meer trekken vanwege de menigte der vissen.
De discipelen hadden hun vak uitgeoefend, als vissers, hard gewerkt, de hele nacht en het zat ze niet mee.
Werk kent goede dagen en soms mindere dagen. Je spant je soms in zonder.
Dan geeft Jezus hun de opdracht om hun nette nog een keer uit te zetten.
Hadden de discipelen dan tot dat moment gevist uit eigen kracht, zonder opdracht dus zonder zegen? Ik denk het niet. Ze deden wat ze moesten doen in dit leven, voorzien in hun onderhoud, zorgen voor eten op de tafel van hun gezin en hun naasten. Behalve wanneer je werk het maken van een afgod is, spreekt de bijbel positief over werk en zegent God het werk van onze handen.
Niet al ons werk of activiteit worden aangestuurd door een aparte opdracht van God. Wie een stofzuiger door het huis haalt, heeft niet een stem uit de hemel gehoord: “Ga NU stofzuigen”. Wie s’ochtends in de auto stapt om te gaan werken, wacht niet met het starten van de auto tot het moment dat de heilige Geest zegt :”gentleman start your engines”.
God is al met je. Hij heeft je dit werk al toevertrouwd. Hij heeft je al kundig en vaardig gemaakt voor de taak die Hij jou heeft toevertrouwd, maar soms geeft Hij je in het bijzonder de opdracht om het Nu, nog eens een keer te doen.
Zodat God jou kan laten zien dat Hij jou vruchtbaar maakt. Zodat Hij kan laten zien dat Hij bij machte is om in jou nood te voorzien. Zodat Hij Zijn grootheid, Almacht en Goedertierenheid kan openbaren. Zodat Hij kan bevestigen dat Hij van je houdt. Zodat wij weer beseffen dat we van Hem afhankelijk zijn en het niet kunnen uit eigen kracht. Zodat…….
Hij vraagt de discipelen niet om iets geheel nieuws te beginnen. Ze hoeven geen nieuw vak te leren, een nieuw talent te ontwikkelen, een verre reis te maken of Spaans te leren. Ze hoeven alleen te herhalen wat ze al hadden gedaan, want wat ze deden was goed genoeg, maar deze keer op Jezus Zijn tijd.