Numeri 13 Twaalf verspieders trokken met een opdracht het land in, wat God hun had beloofd.
Ze gingen alleen maar kijken en ze leken dat goed te hebben gedaan.
Het eerste verslag wat ze uitbrachten was objectief en nog niet gekleurd.
“27. Zij verhaalden hem dan en zeiden: Wij kwamen in het land, waarheen gij ons gezonden hadt, en ja, het vloeit van melk en honig, en dit is zijn vrucht. Het volk echter, dat in het land woont, is sterk en de steden zijn ommuurd en zeer groot, en ook de kinderen van Enak zagen wij daar; Amalek woont in het Zuiderland, de Hethieten, Jebusieten en Amorieten wonen in het bergland, de Kanaänieten aan de zee en aan de oever van de Jordaan”.
Was het iets in de intonatie van de boodschappers?
Was het de 2de helft van de boodschap die het goede nieuws overschaduwde, zodat ze in één klap waren vergeten wat God gedurende hun reis voor hen had gedaan?
Was hun geloof niet gegroeid tijdens hun reis, of was iedere uitredding gekomen als een opluchting, een mazzeltje in plaats van een machtig handelen van de God van Israël .
Een simpele boodschap, die geen drama had hoeven te zijn, legt iets op pijnlijke wijze bloot.
De verspieders waren uitgetrokken met de opdracht: v20 Weest moedig en neemt van de vrucht des lands mede. Maar tien van de verspieders en het overgrote deel van de hoorders, waren niet moedig.
“Daarop trachtte Kaleb het volk tot bedaren te brengen. Maar de mannen die met hem opgetrokken waren zeiden: Wij zullen tegen dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij”.
Dit is de volgende stap in een oplopend proces, wat ook wij zelf in ons leven of om ons heen regelmatig zien gebeuren. Men hoort iets, men vindt er iets van en trekt daaruit een conclusie ten aanzien van zichzelf : “Dit ga ik niet doen”. Als men na het horen, een pas op de plaats had gemaakt, God had geraadpleegd, na had gedacht, de woorden in hun hart hadden overwogen, dan hadden hun emoties niet direct ermee aan de haal gegaan.
Angst ging op de loop met de boodschap en zoals altijd, is angst een slechte raadgever. Zodra angst het overneemt wordt de volgende stap in werking gezet, er wordt iets aan de boodschap toegevoegd: “33 Ook zagen wij daar de reuzen, Enakieten, die tot de reuzen behoren, en wij waren als sprinkhanen in onze eigen ogen en ook in hun ogen”.
Wij zagen…en wij waren als sprinkhanen, in onze ogen, en in hun ogen. Iets wordt waargenomen, geïnterpreteerd en vervolgens wordt de interpretatie geprojecteerd op de ander. “zij” vonden het ook! Het is niet zo dat ze die reuzen hebben gesproken, het verslag vermeld zelfs niet dat die reuzen de verspieders hebben gezien. Maar de conclusie wordt doorgetrokken, geprojecteerd en begint een discutabel waarheidsgehalte te krijgen. Wie zegt dat de reuzen zo tegen de Israëlieten aankeken, mogelijk was de roem van de God der Israëlieten hen vooruit gesneld.
Zodra de waarheid in het geding komt, wordt er een verdediging aan toegevoegd, waarom men meent dit te moeten zeggen. Er wordt hulp gezocht, want als anderen ook deze mening hebben, dan is het gerechtvaardigd dat men zo in deze zaak staat.
“Ook verspreidden zij onder de Israëlieten een kwaad gerucht omtrent het land dat zij verspied hadden”.
De volgorde van deze stappen kan verschillen, maar het mechanisme van het ontstaan van een tweede hands verhaal is in onze tijd nog precies hetzelfde. Niet zelden is angst en ongeloof de bron, maar als we het kunnen herkennen, kunnen we misschien voorkomen dat we door zo’n stroom worden mee gesleurd.
Een pas op de plaats en een zoeken van God, is het begin van de oplossing.