
Ef.3:1-9 v. dat mij door openbaring het geheimenis bekend is gemaakt
Paulus spreekt hier over het geheimenis van de roeping van ‘de heidenen’, zijn grote openbaring dat de alle niet Joodse volken in Christus toch bij het huisgezin van God horen. En eigenlijk laat Paulus hierin precies zien hoe openbaring werkt, namelijk door mensenlevens heen.
Het is niet zo dat iemand plotseling opstaat en begint te orakelen, en: ‘voilà, de openbaring is geboren’.
Eerst was er Saulus, een Joodse man, opgevoed en zeer goed onderwezen in die kennis. Hij kon niet geloven dat onreine heidenen door Jezus Christus, zijn God zouden kunnen dienen. Maar God veranderde Saulus’ persoonlijke overtuiging, in al zijn gedachten, in hetgeen hij geleerd had, in zijn theoretische kennis en in zijn begrip. Saulus zijn gehele theologie werd verandert. Toen die verandering een feit was en Paulus geoefend was in zijn bekwaamheid om die openbaring te delen, werd het zijn bediening. Zo werd hij apostel van de heidenen, maar de openbaring ging door hem persoonlijk heen. De openbaring gaf een richting aan zijn leven die hij zelf nooit gekozen had en trainde hem in bekwaamheden die hij nooit gezocht had.
Paulus beschrijft zichzelf als schuchter, niet indrukwekkend van voorkomen, toch is het deze man die spreekt voor hoogwaardigheidsbekleders en de keizers. Maar als mens was hij liever iemand die achter de schermen op de jassen past. Door overtuiging wordt hij echter in vuur en vlam gezet en Gods openbaring geeft de richting aan zijn vuur.