Ef.3:16 Heer geef mij de rijkdom Uwer heerlijkheid, om met kracht gesterkt te worden door Uw Geest in mijn inwendige mens, zodat Christus door het geloof in m ij woning maakt.
Deze tekst is in de bovenstaande vorm als een proclamatie geschreven en dat is helemaal in lijn met de oorspronkelijke bedoeling. Het hele stuk van v.16 tot en met v.21 is één lang gebed van Paulus.
Dit gebed brand echt op zijn hart, want volgens de Joodse traditie waarin Paulus was opgevoed en waarin hij leefde, was het normaal om staande te bidden. Nu buigt hij zijn knieën om deze wens met extra respect en intensief bij God te brengen.
Het is een echte Paulus-zin die begrijpelijk wordt als je hem enigszins uit elkaar rafelt. Hij vraag God om ons te versterken naar de rijkdom van Gods heerlijkheid. Bij heerlijkheid moet ik altijd denken aan Mozes die 40 dagen bij God op de berg was en toen hij bij het volk kwam, straalde zijn gezicht zo enorm dat het volk niet naar hem durfde te kijken. Mozes deed een doek voor zijn gezicht, zo sterk straalde de heerlijkheid van god van hem af. Paulus bidt ons zulke ‘heerlijkheids-ontmoetingen’ met God toe. Het middel daartoe is de heilige Geest die Jezus ons gezonden heeft. Daarin is onze kracht, door de permanente inwoning van Jezus Christus door Zijn heilige Geest.
En die ‘heerlijkheids-ontmoetingen’ vinden plaats in onze inwendige mens. Ons persoonlijke voorkomen is daarin van geen enkel belang. Het gaat erom wat er plaats vindt achter de gesloten deuren van ons hart, van aangezicht tot aangezicht met God.