Het vorige stukje over het vluchten van Jona, kan bij verschillende mensen op een geheel andere manier verlopen. Iedereen kent van die “vlucht of verstop-momenten” in zijn leven, maar bij ieder persoon geeft God een ander antwoord, speciaal voor die persoon en voor dat moment op maat gemaakt.
Bij Jona waren het de omstandigheden die hem terug brachten bij God, een storm, vragen en een vis.
Elia zond God een Engel toen hij in de woestijn onder een doornstruik was gaan liggen. De Samaritaanse vrouw bij de bron kreeg van Jezus een woord van openbaringskennis en Zacheus werd door Hem uit de boom geroepen.
Elk van hen stonden op een bepaald punt in hun proces waar ze vast zaten door hun eigen keuzes, meningen, gedachten en dingen die ze in hun leven hadden mee gemaakt. En toen kwam God.
Kon God dan niet eerder komen voordat ze dit punt van wanhoop hadden bereikt?
Het antwoord is simpel, Hij was er al en Hij is nooit weggeweest, anders had Hij niet zo geweldig de omstandigheden kunnen bewaken.
Hij was erbij toen Jona wegliep. Hij was er toen Elia alleen de woestijn in trok. Hij was er toen de Samaritaanse vrouw op het heetst van de dag ging waterputten en hij was erbij toen Zacheus de boom in klom. God wist precies waar Hij ze kon vinden.
Hij heeft gezwegen in Zijn liefde en elk oordeel achterwege gelaten. En met een perfect gevoel voor timing precies met het juiste woord of handeling gesproken tot het hart op de plek waar het wringt.
Menselijkerwijs wist Jona dat hij dood had moeten zijn (2:1) maar God is precies op tijd, zodat Jona uit kan roepen “Mijn redding is van de Here”.