Jona 3
Jona ging naar de stad waar hij niet naar toe wilde en hij sprak overeenkomstig de woorden van God, staat er geschreven.
Ik kan me niet voorstellen dat hij met veel enthousiasme zich op de taak heeft geworpen, want hij was ook niet blij met het resultaat. Hij gehoorzaamde, maar met een diep gevoel van “ik sta voor joker. Ik zeg dat God de stad gaat vernietigen, maar het gebeurd niet en dan sta ik voor paal”.
Maar het volk van Nineve geloofde zijn woorden, ze besloten te vasten en trokken een rouwgewaad aan. Zelfs de koning bekeerde zich en riep het uit naar God om Zijn plan van vernietiging alstublieft niet uit te voeren.
En dat alles door een onwillige knecht; door Gods woord. Gods woorden hebben kracht, of die nu door een opstandige boodschapper komen of met vuur en enthousiasme, de kracht is van God.
Heidi Baker wijst daarbij altijd naar de ezel die sprak tegen Bileam en roept dan: “Als God zelfs een ezel kan gebruiken….een ezel, hoeveel te meer dan ons”.
Een ander aspect waar Jona zijn gevoel van “voor paal staan” op baseerde, was zijn kennis van God. Hij wist dat God had gezegd dat Hij de stad wilde vernietigen. Hij weet dat God nakomt wat Hij zegt, dat Zijn woorden “ja en amen” zijn. Jona geen reden had om daaraan te twijfelen na de dood in de ogen te hebben gekeken. Ondanks die vastheid, is er één ding wat daar altijd bovenuit gaat: Gods genade op bekering (Zelfs in het O.T).
4:2 “Ik weet dat U een Genadig en Barmhartig God bent, lankmoedig, groot van goedertierenheid en berouw hebbende over kwaad”. De wet van liefde gaat uit boven de letter van de wet.
Het oordeel over Nineve was waarschijnlijk zeer verdient, maar de wet van Genade staat daar boven, zij is te allen tijde de meerdere.