In ons denken en ons taalgebruik is het zo eenvoudig om dingen te zien als “van ons”.
Hoe gemakkelijk zeggen we niet “mijn kinderen, mijn huis, mijn auto, mijn vakantie, mijn…….”. en in ons denken hebben we dan al snel de volledige beschikking over hetgeen we “mijn” noemen. In onze gedachten is het ons bezit, waar wij de beschikking en de autoriteit hebben gekregen. Wij bepalen en wanneer het ons wordt afgenomen wekt dat onze woede en verdriet op.
Jona had daar in H4 ook last van. God gaf hem een wonderboom, om Jona te troosten en hem schaduw te bieden. Maar op het moment dat de boom in één nacht sterft wordt Jona boos, zijn boom is weg. En God vraagt hem “ben je terecht boos?”.
Dat is de vraag die we onszelf ook mogen voorleggen wanneer we gezegend zijn en die zegening valt weg of wordt aangetast, zijn we dat terecht boos? Natuurlijk mogen we er met God over praten. Als Eigenaar van al onze zegeningen weet Hij het allerbeste wat er aan de hand is. Ps.24:1 Van God is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen.
God weet of we werkelijk worden beroofd, of dat Hij simpelweg een ander plan heeft gemaakt, of dat Hij ons iets wil leren, zoals Hij Jona iets wilde leren. Jac.1:17 Iedere gave, die goed is en elk geschenk dat volmaakt is, daalt van boven neer, van de Vader der lichten.
Maar het is niet ondenkbaar dat er aan onze boosheid en verdriet een denkfout ten grondslag ligt. Wij zijn namelijk niet de eigenaar van de goederen die we “mijn” noemen. We zijn de beheerders. God vindt het heerlijk om ons te zegenen en ons blij te maken, zelfs als we het niet hebben verdient, maar de eigendomsrechten zijn van Hem.
Gebed: Heer leer ons onze zegeningen tellen.